Inmiddels is de derde generatie toegetreden tot het familiebedrijf en zij vierden afgelopen september het zestigjarig jubileum, een uniek gebeuren voor Top en Twel. Wij spraken met de drie generaties Atsma over het familiebedrijf en de veranderingen in de loop der tijd. Van het boerenwerk toen, naar grond- en waterwerken nu.
Het begin van de mechanisatie
Marten Atsma Senior is inmiddels 79 jaar en van de eerste generatie nog de enige. Wilde hij zelf toen liever geen boer worden? “Ik wie doe eins noch wat te jong”, vertelt hij. “En troch de ruilferkaveling feroare der in soad. Ik seach it net sitten om earne oars fierder te gean en in lisboksstâl te bouwen.”
“Sûnder ús froulju hienen wy it net oprêden”
De gebroeders Atsma waren een van de eersten in het dorp die een trekker aanschaften. “In boupakketsje”, lacht Marten. “Kinst it dy hast net mear yntinke.” Het was het begin van de mechanisatie in de landbouw. De boeren namen afscheid van paard en wagen, maar hadden vaak niet de middelen om zelf het materiaal aan te schaffen. Daarvoor konden ze het loonbedrijf inhuren. Dat was toen voordeliger. Het was in die tijd hard werken voor Ate en Marten, vooral in de zomertijd, de tijd van it ‘ûngetiidzjen’. Maar zonder het thuisfront konden de broers ook niet. Hun vrouwen zorgden voor de huishouding en namen de opdrachten aan. “Tusken de middei kamen de boeren op de fyts nei ús ta at se help nedich hienen. In tillefoan hienen wy doe noch net. Dan moast der wol ien thús wêze, fansels. Nee, súnder ús froulju hienen wy it net oprêden”, zegt Marten dan ook dankbaar.
Zoon Germ, dé opvolger
Ate kreeg samen met Jetty drie dochters en Marten met Jellie een zoon en twee dochters. Zoon Germ was dus de enige jongen en daarmee de voorbestemde opvolger. Van jongs af aan was Germ al enthousiast en betrokken, een enkele keer misschien iets té. Marten Atsma vertelt dat zijn zoon als zesjarige stiekem meeging naar de zomerpolders achter het dorp. “Hy hie him ferstoppe yn de pream doe’t wy ûnderweis wienen nei it bûtlân.” Toen de kleine Germ betrapt werd, moesten de broers onverhoopt terug om de jonge verstekeling weer thuis bij mem af te leveren. “Wy hienen it smoar yn fansels, mar it die doe al bliken dat hy der aardichheid oan hie.”. De Atsma’s kijken nu met genoegen terug naar dit voorval, want hiermee was wel duidelijk dat ze met Germ dé opvolger in huis hadden.
Germ Atsma (55) ging op achttienjarige leeftijd mee in het bedrijf en later ook zijn vrouw Tjissie, die het administratieve werk voor haar rekening nam. De Atsma’s moesten met de tijd mee, want het boerenwerk verdween steeds meer naar de achtergrond. De landbouwmachines maakten plaats voor de hydraulische kraan. Het bedrijf richtte zich op grondverzet en waterwerken. Daarnaast kwam de verhuizing van de Buorren naar de Lytse Súdein in Uitwellingerga en op hetzelfde terrein de uitbreiding richting het Prinses Margrietkanaal. Germ kreeg de mogelijkheid om een haven te graven aan het kanaal. “Dat wie net samar wat”, vertelt hij. Een tochtsloot moest worden gedempt en een gemaal van het Wetterskip moest worden verplaatst. “Mar alle partijen wurken mei. Foar ús wie dit echt in boppeslach.” Dat geldt ook voor het werkschip de ‘Marixster’, het paradepaardje van de Atsma’s, die aan het kanaal nu de thuishaven heeft.
“In soad feroare”
Inmiddels zijn dochter Rixt en zoon Marten Junior ook werkzaam binnen het familiebedrijf. Daar zijn Germ en Tjissie Atsma blij mee. Tjissie: “It is net sa fanselssprekkend mear dat in bedriuw oergiet fan heit op soan of dochter. Dêrom binne wy bliid dat ús bern meidraaie wolle yn it bedriuw. Sa kinne se sels ûnderfine at se der wat foar fiele.”
Op het bedrijfsterrein bij het kanaal kijkt Marten sr. nog even rond. Hij vertelt dat dit stuk grond voorheen de ‘Paulusfinne’ werd genoemd. “Ik ha dizze pôle noch faak meand. Mar wat is der in soad feroare, net?”
Bron: GrootSneek
Tekst: Ynte Dragt
Beeld: Ynte Dragt, archief familie Atsma